woensdag 24 oktober 2012

POPR1 vierde les

Na een kleine vertraging ben ik dan toch online geraakt.

Vorige week in hadden we het in de les PO PR1 over hoe moeilijk het is een beeldanalyse te maken van een werk als je in groep moet overeenkomen over het affect van een kunstwerk.

De week voordien hadden we de opdracht gekregen een clown te tekenen, zoals die bij ons in het hoofd opkwam. Bij mij werd dit:

Ik had nog nooit een clown getekend, en wist er niets beters op dan de stereotiepe, een beetje dwaas lachende versie te schetsen. 


Ik weet niet goed hoe ik me voel bij deze clown, omdat ik ook niet echt wist hoe ik me moest voelen bij het tekenen ervan. Ik vind dat hij er dwaas, vlak en saai uitziet. Het is statisch, er is geen begrenzing en het hangt maar wat te zweven op het blad. De vormen kan je organisch noemen, maar er zit weinig ritmiek of dynamiek in.


H. Matisse, Het lijden van de koning, 1952, gouache op papier op doek,
Centre Pompidou (Frankrijk), afbeelding geraadpleegd op 23 oktober 2012 op http://e-henrimatisse.com/ 












Vorige les vroeg men ons eerst een werk te bespreken en er een beeldanalyse van te maken. Bij ons groepje was dat 'de Treurende Koning' van Henri Matisse. Na zeer lang discussiĆ«ren kwamen we uiteindelijk tot de conclusie dat dit een werk van dualiteit en tegenstellingen was. De eerste indruk is immers vrolijk, door de felle kleuren en de ritmische herhaling van de kleine gele kleurvlakjes. Maar daarna valt het zwarte vlak op dat centraal zoveel ruimte inneemt, en zien we in de vormen niet langer dansers en muzikanten maar mensen in agonie en doodsangst. 

Nadat iedere groep tot een conclusie was gekomen over hun gekozen kunstwerk, mochten we opnieuw een clown tekenen. Deze keer echter moesten we proberen hem zo te tekenen, dat hij bij ons hetzelfde gevoel opriep als bij het kunstwerk dat we net hadden besproken. Ik wist ook nu niet hoe ik eraan moest beginnen. Uiteindelijk heb ik een droevige clown gemaakt met felle kleuren en zwart op het blad.

Ik was allerminst tevreden met het resultaat. Ik vind het er nog steeds stereotiep uitzien, kitcherig zelfs. de compositie is nog steeds statisch en alle zweeft nog steeds op het blad. De toevoeging van kleur is het opvallendste verschil, maar ook verandering van gender: deze clown lijkt vrouwelijker te zijn dan mijn eerste, en ik heb geen idee waarom ik dat heb gedaan. 

Uiteindelijk blijf ik ontevreden over beide resultaten.




De volgende stap van de opdracht was deze: 'vraag jezelf af hoe je deze les in de eerste graad van het secundair onderwijs zou kunnen geven'. Hierin moet ook die clown ergens verwerkt worden.

Ik zou beginnen met een theoretisch begin, zoals wij hebben gedaan. Dit houdt in dat ik samen met de klas een (vereenvoudigde) kijkwijzer maak, en dat ik hen daarna een  kunstwerk of beeld laat zien dat zeer veelzijdig is. Na een 'klasdiscussie' komen we zo samen tot het besluit dat mensen soms zeer verschillende affecten toeschrijven aan een werk, omwille van hun perceptie en interpretatie van de beeldaspecten.

Daarna introduceer ik het element 'clown'. Ik vraag aan de leerlingen wat zij zich voorstellen bij het woord 'clown', en hun beschrijvingen en aanwijzingen volgend teken ik snel op bord wat zij voor ogen zien. Vervolgens bespreken we het resultaat volgens de kijkwijzer die we hebben gemaakt.

Daarna gaan we proberen afwijken van de stereotiepe, vrolijke clown die waarschijnlijk op bord staat. Op een zeer groot papier (2m x 2m) maken we een ontwerp voor een clown die niet vrolijk is, maar droevig, of eenzaam, of verbaasd etc. Ik vraag de leerlingen ook ontwerpen te maken voor de omgeving waarin de de clown gaan plaatsen: in een landschap, op de zeebodem, in de keuken etc. en de leerlingen stemmen tot er een winnaar uit de bus komt. 

Op dit gigantisch blad staan nu dus de omtreklijnen van de atypische clown in een atypische omgeving. We houden een gesprek over de kleuren of invullingen die de leerlingen zich hierbij voorstellen. Om hen wat inspiratie te geven toon ik hen enkele werken die gebruik maken van de collagetechniek. 


De leerlingen gaan nu thuis zelf op zoek naar materialen waarmee ze de omtreklijnen willen opvullen. De weer erop beginnen we aan de collage. 

Waar ik ook aan dacht, maar dat heeft niet echt veel te maken met de lesvoorbereiding, is dat als dit concept mogelijk is, de leerkracht PO na enkele jaren opgescheept zit met enorm veel grote werken. Ik dank dat het misschien leuk zou zijn om na een tijdsspanne van 2 jaar een soort 'tentoonstelling' te organiseren van dit soort groepswerken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten